Nazorg bij restverontreiniging na bodemsanering – provincie Noord-Holland
Bodemverontreinigingen die een risico vormen voor mens, dier of plant worden bij voorkeur weggehaald. Dat is echter niet altijd (volledig) mogelijk of gewenst. Vaak kan het technisch niet, of niet helemaal, bijvoorbeeld omdat de verontreiniging onder een gebouw ligt of omdat hoge kosten van het saneren en de verwachte opbrengst (verminderd milieurisico) niet in een verantwoorde verhouding tot elkaar staan. Ook is de verplaatsing van vervuild materiaal niet altijd milieu-hygiënisch doelmatig. In deze gevallen blijft er verontreiniging op de betreffende plaats achter. Om te bereiken dat er dan geen onaanvaardbare risico’s ontstaan voor mensen, dieren en planten worden zo nodig maatregelen getroffen, zoals het aanbrengen van isolatie of een schone deklaag. Vervolgens wordt de ‘veilige’ situatie in stand gehouden door middel van nazorg en wordt mogelijke verspreiding bewaakt door monitoring. In 2006 heeft nazorg een uitdrukkelijke plek in de wet gekregen. Vanaf dat moment is een nazorgplan verplicht, dat ter instemming aan Gedeputeerde Staten moet worden voorgelegd. Zes jaar na de verankering van nazorg in de Wet bodembescherming is het een goed moment om terug te kijken hoe de provincies hun taken op dit gebied hebben vorm gegeven, wat heeft geresulteerd in genoemd rapport. Hieronder kunt u het rapport, de 5-minutenversie en het persbericht nalezen